Incanto Images Fotografie

Incanto Images betekent betoverende foto's.
Ik hoop dat de betovering werkt en dat je kan genieten van de foto's.
Van macro- tot landschapfotografie en alles wat daar tussen in zit.





Sint Jan


De huidige standerdmolen Sint Jan had tenminste één voorganger. Op 31 augustus 1571 gaven abdis Margaretha van Brederode en het kapittel van het Stift in Thorn hun windmolen, staande voor het dorp Stramproy, in de heide aan de rivier de Siep met alle huizingen, landen en weiden in eeuwige erfpacht uit aan Cornelis Souts.






In 1804 werd de standaardmolen naar zijn huidige standplaats dichter bij het drop verplaatst. Mogelijk stond de molen op de eerdere plaats te ver van de bebouwde kom en had daardoor te weinig klandizie. 
Ten tijde van die verplaatsing was de Sint Jan eigendom van oom en neef Hendrik van Willen Veltmans. Na het overlijden van Hendruk in 1812 vererfde de molen aan verdere verwanten van de familie Veltmans.






Bij deling in 1856 kwam de molen met aanhorigheden voor de helft op naam van Catharina Veltmans, echtgenote van Job Hubert Smeyers, die molenaar op de molen was, en voor de andere helft op naam van de erfgenamen van Willem Veltmans (die in 1841 was gestorven). Bij deling in 1876 werd de molen toegewezen aan Cato Smeyers en de mede-eigenaar van  Willem Veltmans. Drie jaar later werd Smeyers voor 3/4 deel eigenaar; mede-eigenaar voor 1/4 deel waren Jan Mathijs, Willem, Peter Jan en Christiaan Teeuwen, alsmede Jacobus Leyssen. Willen Teeuwen was landbouwer in Husel-Haler; de overige waren landbouwers in Stramproy. In die jaren werd de molen bemalen door Jan Mathijs Ament, getrouwd met Maria Catharina van de Winkel, die in de jaren zeventig in Klimmen een windmolen liet bouwen. In 1898 werd de molen op verzoek van de toenmalige eigenaar of hun erfgenamen, openbaar verkocht. Eigenaar werden Jean Henricus en Theodorus Maes, bierbrouwers te Stramproy.






In 1901 en 1902 werd bij de molen een magazijntje gebouwd. De molen werd toen verhuurd aan Hubert van de Winkel. Deze was, samen met zijn jongere broer Leo ("Lei") in loondienst bij de familie Maes ( geen pachter dus). Lei kwam al sinds 1908 op de molen. Zijn molenaarschap werd door een diensttijd ( die als gevolg van de Eerste Wereldoolog 46(!) maanden zou duren), onderbroken. Toen Hubert in 1918 tengevolge van de Spaanse griep overleed, mocht Lei afzwaaien om de molen over te nemen. Hij zou tot aan zijn dood bij de Sint Jan betrokken blijven.






Bij boedelscheiding in 1924 werd de molen met aanhorigheden toegewezen aan Michiel Maes, brouwer in Stramproy.
In 1939 werden door Adriaens stroomlijnwieken volgens Van Brussel aangebracht, hetgeen een aanzienlijke verbetering was. In 1948 werd een elevator op de molen geplaatst; hiermee kon losgestort maalgoed van de eerste zolder naar het kaar boven de stenen op de tweede zolder worden getransporteerd. De 'achtermolen' sneuvelde hierbij ( en bevindt zich siensdien in de standerdmolen van het Belgische Bokrijk).






Bij langdurige windstilte ging men naar de Broekmolen om te malen. Op zijn beurt kwam de molenaar van de Broekmolen bij langdurige ijsgang op de beek naar de Sint Jan om er zijn "püngelkes" graan te malen. Omstreeks 1950 werd een klein elektrische hamermolen in gebruik genomen. 






Op het einde van de jaren vijftig verliep het gemaal, voornamelijk als gevolg van een nieuw opgezet actief beleid van de Boerenbond. Tot een overeenkomst met de Boerenbond kwam het niet. eigenaar Maes wilde wel; Lei zou dan in dienst van de Boerenbond treden en de molen zou worden gesloopt(!) zodra Lei gepensioneerd werd. Lei wilde echter onder geen beding bij de Boerenbond te werk gesteld worden. Kennelijk was er, vooral in de crisisjaren dertig, hiervan teveel (oneerlijke?) concurrentie geweest.






De familie Maes verkocht de windmolen in 1960 aan Machiel Antonius "Mies" Vermeulen uit Weert, onder voorwaarde dat Lei zou blijven malen. Aldus geschiedde. Hierdoor is de molen in feite gered van de ondergang. 
Helaas kon Vermeulen vervolgens de molen niet bij zijn plannen betrekken: hij kreeg geen vergunning om naast de molen een filiaal van zijn veevoerbedrijf te bouwen en verkocht de molen in 1966 tenslotte voor 8.000,00 gulden aan de gemeente Stramproy. Op het moment was er al sprake van verval: Vermeulen had geen zakelijke belangen meer bij de molen en liet onderhoud achterwege. ( "Mies" Vermeulen overleed op 29 maart 2012, maar liefst 105 jaar oud.)






Door de inzet van burgermeester Van Berckel kon al kort na de aankoop van 1966 een restauratieplan worden opgesteld. De uitvoering daarvan vond in de jaren 1968-1969 door de firma Adriaens plaats. Op 13 september 1969 werd de molen met een groots Limburgs molenfeest geopend. 
Lei van de Winkel was ondertussen nog altijd verbonden aan 'zijn' molen. Hij kreeg na de restauratie bekendheid als instructeur bij de opleiding van vrijwillege molenaars en door zijn hulp om windmolens in maalvaardige staat te brengen. Hij deed dit werk met veel enthousiasme en een ongelooflijke veerkracht tot zijn 80ste levensjaar. Hij overleed 24 juli 1980 op 85-jarige leeftijd, na een welbesteed molenaarsleven.






Op molen is fraai afgewerkt. De kap en stormeind zijn met eiken schaliën gedekt. Ook het wachthuisje op het bordes werd vernieuwd. Het oude pakhuis naast de molen werd later als museum voor boerderijgereedschappen en werktuigen ingericht. Bij de restauratie van 1968/69 werd de later aangebrachte elevator weer verwijderd; de achtermolen keerde echter niet terug.
Met deze restauratie wijzigde het uiterlijk van de molen nogal; vóór 1968 was de onderbouw geheel zwart geteerd, de deuren waren lichtgroen. De kast was geheel grijs met witte biezen, galerij, staart en schoren eveneens grijs. De windpeluw wit, voorkeuvelens groen met rode rand. De askop wit met rode randen en ster en de roeden grijs.






Tot begin 2007 werd er geregeld gedraaid; toen volgde stilstand vanwege de minder goede staat van staartbalk en trap.






In 2008/09 voerde de firma Adriaens een grote herstelbeurt uit. Vernieuwd werden binnenroede, buitentrap en kapbedekking. Hersteld werden kruisplaten en steekbanden, metselwerk van de onderbouw, een hoekstijl en het luiwerk. Verder een houtwormbehandeling en een schilderbeurt. Niet in de minste plaats: het koppel stenen maakte men weer maalvaardig. Sindsdien is de molen weer regelmatig in bedrijf.






De molen wordt in opdracht van de gemeente Weert beheerd door de Molenstichting Weerterland.































Molendatabase nummer 470

Sint Antoniusmolen


Eeuwenlang waren de inwoners van Kessel en omliggende dorpen op één molen aangewezen. Na 1878 kwam daarin verandering, want in dat jaar kocht Louis Pennings in Meyel een standaardmolen, die daar door de bouw van een nieuwe stenen bergmolen slecht in het gemaal was komen staan. Deze werd naar Kessel overgeplaatst. Ik Meyel was deze molen gebouwd in 1802.

Vanaf het midden der jaren twintig werd Louis'jongste zoon Willem mede-eigenaar. Willem bleef met de molen malen tot 1943, toen verkocht hij het bedrijf aan Antoon Gastreich. Deze betaalde voor de molen met aanhorigheden 2500,00 gulden. Datzelfde bedrag ontving hij twaalf jaar later bij de verkoop aan de gemeente. De molen zag er toen weer verwaarloosd uit.






In 1934 sloeg de molen tijdens een noodweer los; een houten roede brak af. Pennings liet in de crisisjaren alleen het meest noodzakelijke repareren. Toen Gastreich eigenaar werd, was de molen dan ook aan een grote herstelbeurt toe. Hij liet hem door Chris van Bussel uit Weert opknappen en voorzien van stroomlijnwieken. Op 31 augustus 1943 vond de feestelijke opening plaats. Gastreich was van huis uit geen molenaar, maar tezamen met een knecht heeft hij de molen goed bemalen.






Tijdens de beschietingen vanaf de oostelijke Maasover, kort na de bevrijding, leed de molen zware schade: zo kreeg de buitenroede een voltreffer en sloeg krom. In maart 1945 maakte van Bussel een begroting op voor het herstel van de  oorlogsschade, op het eind van dat jaar was de molen weer maalvaardig. De kapotgeschoten roede werd vervangen door een roede die afkomstig was van de Donkse molen uit de Brabantse gemeente Beek en Donk. De molen bleef nog een aantal jaren met één koppel stenen in bedrijf, waarna een kleine elektrische hamermolen zijn taak overnam.






Gastreich veranderde in het begin van de jaren vijftig van beroep en bood de molen in 1954 voor verplaatsing of sloop te koop aan. De laatste standerdmolen van Noord-Limburg mocht echter niet worden afgebroken. Van particuliere zijde waren er geen gegadigden, zodat hij in 1955 eigendom van de gemeente Kessel werd. Het duurde echter nog twintig jaar alvorens hij de molenmaker Hub Bekijk uit Afferden werd gerestaureerd. Bij die gelegenheid werd onder andere de kast techt gezet, de beplanking vernieuwd en er werden twee nieuwe Derckx-roeden in de (te grote) askop gestoken en Oud-Hollands opgehekt. Op 5 oktober 1975 werd de molen feestelijk door burgermeester Jacobs van de gemeente Kessel-Neer n werking gesteld. 

Na de opening werd de molen bemalen door de vrijwillige molenaar mr. J.L.J. Derckx. Deze zou later eigenaar worden van korenmolen De Grauwe Beer te Beesel.






Tijdens de opening in 1975 bleek, dat bepaalde constructiedelen uit zuinigheidsoverwegingen niet waren vernieuwd, hoewel de staat waarin deze delen verkeerden twijfelachtig was. Langdurige periode van stilstand en de aanwezige windbelemmering deden de toestand van de molen snel achteruitgaan. In 1980 moest de gemeente 17.000,00 gulden beschikbaar stellen voor noodzakelijke reparaties en onderhoud.






Negen jaar later was de staat van de draaibare bovenbouw en de steenbalk (die op de standerd rust en waaraan het gehele draaibare molenlichaam hangt) zo slecht, dat veel constructiedelen vernieuwd moesten worden. De totale kosten werden op 180.000,00 gulden begroot.

Na het strijken van de roeden en de as nam men de kast uit elkaar, alleen de vaste onderbouw met daarin de standerd bleef staan. De restauratie werd uitgevoerd door de fa. Beijk uit Afferden. Tijdens de afbraak deed zich een ernstig ongeval voor: Jan Beijk maakte, toen hij boven op de kap stond en een verrot deel het begaf, een zware val. Op wonderbaarlijke wijze overleefde hij dit en kon later de herstelbeurt afronden. Eind 1989 werd die voltooid.






Sinds de molen in de jaren vijftig werd stilgezet, kreeg de directe omgeving een geheel ander aanzien. Zeer dichtbij de molen staan bomen en ander opgroeiend hout en ook woningen en bedrijfsgebouwen. Samen bestrijken de obstakels ongeveer 3/4 deel van de omtrek van het kleine molenerf. De windvang en de landschappelijke betekenis zijn dan ook gering. Ondanks aandringen van diverse particulieren en moleninstanties, bleek de meerderheid van de gemeenteraad vóór handhaving van de molen op de deze plaats. De overwegingen daarvoor waren gevoelsmatig.






In 2005 werd het koppel stenen grondig onderhanden genomen en later is ook de bordopstand van het wiekenkruis verbeterd, zodat de wind beter kon worden benut. Toen was werkelijk weer sprake van een maalvaardige molen. In 2009 volgde enige tijd stilstand vanwege een verzakte standerd. Vervolgens werd de molen weer draaivaardig, al hing de standerd voorlopig in vier trekstangen. Er was nog meer onderhoud nodig: de trap wad hier e n daar niet zo best en vooral de achterspruit moest worden vervangen. In september 2012 werd in eigen beheer een nieuwe eiken achterspruitbalk geplaatst (geleverd door Limburg Hout in Kessel). Verder werden er nog scheien (heklatten) ingeboet. De molen was daarna regelmatig in bedriff voor het malen van granen voor menselijke consumptie (o.a. tarwe, spelt en boekweit).






Het probleem net deze molen is, dat er jarenlang veel is uitgesteld of alleen voorlopige oplossingen zijn getroffen, omdat men toch steeds met verplaatsing rekening heeft gehouden. Ondertussen ziet het ernaar uit, dat die verplaatsing nooit door zal gaan. Bouwplannen zijn als gevolg van economische crisis uitgesteld en de molen staat nog altijd waar hij sinds 1878 heeft gestaan.






In het voorjaar van 2014 volgde wederom stilzetting: de steenbalk moest vervangen worden en ook de zetel diende grondig te worden nagekeken. Vervolgens keurde men een nieuwe geleverde steenbalk af. Intussen was ook het koppel kunststenen gedemonteerd omdat het de bedoeling was, hier na vervanging van de steenbalk een koppel blauwe stenen te plaatsen.






In de loop van 2015 is een nieuwe zetel aangebracht, de steenbalk was in het voorjaar al vervangen. Om de nieuwe zetel de standerd te kunnen laten dragen zijn in de standerd twee ijzeren zwaluwstaarten aangebracht. Een unieke oplossing voor het behoud van de standerd die twee (van de vier) aangetaste zwaluwstaarten had. Begin november kon de ijzeren bok, waar de kast meer dan een jaar op had gestaan, worden verwijderd en was weer sprake van een maalvaardige molen. Op 22 mei 2016 heeft de wethouder de Sint Anthonus officieel in bedrijf gesteld. De molen maalde voor het eerst met de blauwe stenen na een periode van herstel die al met al twee jaar in beslag had genomen.






Anthonius "Toon" Gastreich kocht de molen in 1943 en liet hem vervolgens grondig opknappen. Daarna kreeg de molen de naam "Sint Anthoniusmolen"











Molendatabase nummer 431